Thomas a Kempis (biografie)

Biografie van Thomas a Kempis

Deze tekst is overgenomen uit de oude internetsite van de parochie Thomas a Kempis in Zwolle.

 Thomas van Kempen (1379/1380-1471)

In 2001 fuseerden de Zwolse rooms-katholieke parochies 0 gingen de afzonderlijke parochies (nu kerklocaties genoemd) verder onder de nieuwe naam Parochie Thomas a Kempis. De nieuwe parochie is genoemd naar de bekende kloosterling Thomas a Kempis, die een groot deel van zijn leven leefde en werkte in het Sint Agnesklooster op de Nemelerberg bij Zwolle. Thomas a Kempis behoort tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de laatmiddeleeuwse vernieuwingsbeweging, de Moderne Devotie. Zij werd in gang gezet door de Deventer burgemeesterszoon Geert Grote (1340-1384), die zich tegen het moreel verval van kerk en maatschappij verzette.

De parochie beschikt over verschillende (kunst)voorwerpen, die met Thomas a Kempis te maken hebben: diverse schilderijen en afbeeldingen verspreid over de verschillende kerklocaties, een reliekschrijn, een ontwerp Thomas-gedachtenismonument, de wapenspreuk van de Onze Lieve Vrouwebasiliek, die ontleend is aan Thomas’ bekende boek de Navolging van Christus en ook elders in de stad wijzen straatnamen, beelden en informatieborden op het levend willen houden van een periode uit de Zwolse religieuze en kerkelijke geschiedenis. Het kiezen van een naam sluit ook – onuitgesproken nog – een programma in. Vlag en lading moeten elkaar dekken. Graag willen zij uit zijn rijke laat-middeleeuwse geestelijke nalatenschap en het christelijk erfgoed waar hij voor stond putten om onze parochie Thomas a Kempis geestelijk handen en voeten te geven.

De beginjaren

In 1379 of in 1380 wordt Thomas Hemerken of Hämerken in – het tegenwoordig in Duitsland gelegen – Kempen geboren, dat behoorde tot het aartsbisdom Keulen, waaronder ook een groot deel van de noordelijke Nederlanden viel. Thomas’ vader was een ambachtsman, vermoedelijk zilversmid, getuige het hamertje dat hij in het familiewapen voerde. Thomas heeft nog een vijftien jaar oudere broer, Johannes, die gerekend wordt tot de kloosterlingen van de eerste generatie van de Moderne Devotie. Hij was betrokken bij de stichting van het eerste klooster van de Windesheimer Congregatie in Windesheim in 1387 gelegen enkele kilometers ten zuiden van Zwolle. Evenals zijn broer voelde Thomas Hemerken zich aangesproken door de roep, die van de religieuze en kerkelijke vernieuwingsbeweging van Geert Grote uitging en reeds een grote bekendheid gekregen had binnen het bisdom Utrecht, waarvan Zwolle en Deventer de regionale uitstralingscentra waren.

De Moderne Devotie verzette zich tegen het toenemend geestelijk verval in kerk en maatschappij. Het kerkelijk gezag van de paus was ernstig aangetast door het Westers Schisma (1378-1417). Twee pausen resideerden er toen; één in Avignon, de andere in Rome. In alle geledingen van de kerkelijke hiërarchie was het verwerven van betaalde ambten en carrièremakerij als een sluipende ziekte doorgedrongen. In de samenleving stond materieel gewin hoger aangeschreven dan de houding van een innerlijk, evenwichtig levend mens. Het kon niet uitblijven dat dit gevolgen had voor de kwaliteit van het geestelijk leven en het daaruit voortvloeiend gedrag. De Moderne Devotie stond ten opzichte van deze misstanden een mentaliteitsverandering voor. In het bijzonder richtte deze zich op jonge mensen, scholieren van de verschillende Latijnse parochie-, stads- en kapittelscholen. Verschillende van die scholen droegen door onderwijshervormingen die nieuwe levenshouding uit. De stadsschool van Zwolle onder leiding van de onderwijshervormer magister Johan Cele (ca 1345-1417) en de kapittelschool van Sint-Lebuïnus te Deventer onder leiding van Willem Vreden waren toonaangevend in Thomas’ tijd.

In 1392 trekt de twaalfjarige scholier Thomas vanuit zijn geboorteplaats Kempen naar het klooster te Windesheim. Zijn broer en medestichter van het Mariaklooster aldaar stuurt hem terug naar Deventer met een aanbevelingsbrief voor Florens Radewijns, een van Geert Grote’s goede vrienden. In Deventer wordt Thomas opgenomen in het convict (kosthuis) voor arme scholieren (domus pauperum) onder de hoede van heer Florens, die als Thomas’ mentor optreedt. Florens Radewijns (ca1350-1400) is ook de stichter van het eerste fraterhuis in Deventer, waar de grondslag wordt gelegd voor de latere huizen van de Broeders van het Gemene (gemeenschappelijke) Leven. Het betreft een gemeenschap van leken, die geen kloostergeloften aflegden, maar gehoorzaamheid beloofden aan de rector van het huis en met elkaar wilden leven volgens het ideaal van de vroege kerk, zoals beschreven in de Handelingen van de Apostelen (Hand.4:32).

Intrede in het klooster op de Agnietenberg

In 1399, na zijn schoolloopbaan te hebben beëindigd, keert Thomas naar Windesheim terug en trekt verder naar Zwolle. Zijn broer Johannes is inmiddels benoemd tot prior van het nieuw gestichte klooster op de Agnietenberg. Vermoedelijk volgt Thomas nog enkele lessen aan de beroemde Latijnse school van meester Cele en kerkt hij in de Onze Lieve Vrouwekapel aan de Ossenmarkt, waarvan de eerste bouwfase net is voltooid. Naar gebruik van die tijd en om geld voor de bouw te genereren was aan het bidden in de druk bezochte kapel een aflaat verbonden. Zo trad ook Thomas hier in de voetsporen van vele pelgrims. De Onze Lieve Vrouwekapel was toen ook een bedevaartskerk mede toegewijd aan de pestheilige Antonius Abt. In 1398 werd Zwolle door een pestepidemie getroffen.

In hetzelfde jaar, hij is dan 18 of 19 jaar oud, meldt Thomas van Kempen zich aan de kloosterpoort van het Agnietenklooster op de Nemelerberg vlak bij de Vecht, waar naar Deventer voorbeeld in 1386 vanuit de Praubstraat een fraterhuis was gesticht en onder de schutse gesteld van Sint-Agnes. Thomas ontmoet hier voor de tweede keer zijn broer. Het broederhuis werd namelijk in 1398 omgevormd tot een klooster van Reguliere kanunniken van Windesheim volgens de regel van Augustinus en dat behoorde tot de kloosterfederatie het Kapittel (Congregatie) van Windesheim. Tot eerste prior werd benoemd Johannes van Kempen. Dit klooster zal Thomas, behoudens twee onderbrekingen, niet meer verlaten. De eerste keer in 1402 om samen met zijn broer de nalatenschap van zijn ouders te regelen in Kempen en de tweede keer gedurende het conflict rond de Utrechtse bisschopsbenoeming. De communiteit gaat dan in vrijwillige ballingschap en wijkt dan uit naar Ludingakerke bij Franeker (1429-1432).

Schrijf- en vormingswerk

Na een lange noviciaatsperiode doet Thomas in 1406 zijn eeuwige professie, maar het zal nog tot 1413 of 1414 duren voordat hij zich tot priester laat wijden. Waarom Thomas met dat besluit zo lang heeft getalmd is onbekend. In 1425 wordt Thomas benoemd tot subprior. Dat houdt onder meer in dat hij de taak van novicenmeester uitvoert. Dit is hem op het lijf geschreven. Thomas heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opleiding en vorming van jonge kloosterlingen. In die tijd schrijft hij talloze geestelijke tractaten (opstellen), die met die novicenmeesterstaak samenhangen. Alles in het Latijn, naar het gebruik van die tijd. Latijn was immers de universele taal van kerk en wetenschap.

Intussen is Thomas ook begonnen met het verzamelen van uitspraken en kernachtige bijbelspreuken, die in kringen van de Moderne Devotie opgeld doen, zij noemen dit het geestelijk notitieboekje of Rapiarium. Hiermee legt Thomas vanaf 1420 de basis voor het al tijdens zijn leven beroemd geworden boek De Imitatione Christi (Over de Navolging van Christus). Twintig jaar lang voegt Thomas aan deze tractaten verbindende teksten toe, herschrijft en redigeert ze en hij structureert de tekst in uiteindelijk vier ‘boeken’ die samen de Navolging vormen. Al tijdens zijn leven worden diverse redacties gekopieerd, verspreid en gelezen binnen en buiten de kringen van de Moderne Devoten. Vandaar dat er verschillende redactionele versies bekend zijn. In 1441 sluit Thomas dat project af. De definitieve handgeschreven redactie voorzien van het jaartal 1441 en van zijn naam bevindt zich tegenwoordig in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel. Tot op de dag van vandaag blijkt dit boek een bron van grote geestelijke en mystieke rijkdom te zijn met veel praktische wenken voor de opbouw van een persoonlijk geestelijk leven. De populariteit van de Navolging blijkt ook uit de vroege vertalingen die er bekend zijn in diverse toenmalige landstalen. Zo is er al een Middelnederlandse vertaling bekend uit omstreeks 1440, een Middelengelse vertaling uit circa 1475 en een Middelfranse uit rond 1490, afgezien nog van de vele drukken, die vanaf het derde kwart van de 15de eeuw verschijnen.

In de periode tussen 1427 en 1439 kopieert Thomas van Kempen ook de gehele bijbel in vijf delen. Dit op de Agnietenberg tot stand gekomen en door enkele medebroeders rijk geïllustreerde werk is te bewonderen in de Hessische Hochschul- & Landesbibliothek in Darmstadt. Een ander belangrijk werk is de kroniek van het Agnesklooster. Op de hoge leeftijd van 84 jaar begon Thomas op aandringen van zijn medebroeders aan dit karwei. Hij heeft de geschiedenis van het huis tot aan zijn dood in 1471 bijgehouden. Hij beschrijft daarin de periode van 1386 tot 1471. Veel heeft hij dus nog kunnen optekenen uit mondelinge overleveringen. Een onbekend gebleven huisgenoot zette de geschiedschrijving nog voort tot 1477. De oudst bekende vertaling in het Nederlands van de in het Latijn geschreven Chronicon Canonicorum Regularium Montis Sanctae Agnetis door Johannes Kattenbelt verscheen in 1718. Johannes Kattenbelt was een neef van Arnoldus Waeyer, die in de schuilkerkentijd veel betekend heeft voor de zielzorg onder de Zwolse katholieken.

Bij zijn dood liet Thomas van Kempen een omvangrijk oeuvre na. De rector van het Gymnasium Thomaeum in Kempen, Michael Josephus Pohl, verzorgde tussen 1902 en 1922 een 7-delige uitgave van het verzameld werk van Thomas, de Opera Omnia. Ter gelegenheid van het eeuwfeest van het verschijnen van het eerste deel in die reeks werd in het Duitse Kempen dat feit met een internationaal congres gevierd.

Na Thomas’ dood

Wanneer Thomas van Kempen op 25 juli 1471, de feestdag van Sint-Jacobus, in het klooster op de Agnietenberg ’s avonds na de completen overlijdt, wordt hij begraven in het oostelijk deel van de trans, dat deel uitmaakt van de kruisgang. In een bescheiden hoekje in de directe nabijheid van een van de steunberen van de kloosterkerk, wordt Thomas’ lichaam bijgezet. Later zal deze informatie van groot belang blijken te zijn voor het vinden van Thomas’ stoffelijke resten twee eeuwen na zijn dood. Het Sint-Agnesklooster op een uur gaans van de binnenstad is dan vrijwel verdwenen, al moeten er toen nog muurresten in het terrein op Bergklooster zichtbaar geweest zijn.

De zestiende eeuw is een tijdperk van grote onrust. De conflicten met de hertog van Gelder en later de godsdiensttwisten en de daaruit voortvloeiende Tachtigjarige Oorlog hadden een verwoestende uitwerking op het Agnietenklooster. In 1561, nog geen honderd jaar na Thomas overlijden, wordt het klooster opgeheven. Tien jaar later wordt de kloosterbibliotheek verkocht en raken de kostbare boeken verstrooid. Enkele gebouwen worden afgebroken en het overig deel verkocht aan de zusters Augustinessen van het Zwolse klooster ‘Op die Maet’, die er hun intrek nemen.

Vanaf 1575 neemt allerhande krijgsvolk bezit van het strategisch gelegen gebouwencomplex nabij de Vecht. In 1580 krijgt het Zwolse stadsbestuur, dat dan de kant van de hervorming heeft gekozen, de goederen van het Agnietenklooster definitief in handen. Een jaar later besluiten schepenen en raden het klooster af te breken. Ondermeer worden met het vrijgekomen materiaal de vestingwerken aangelegd. De openbare uitoefening van de katholieke eredienst wordt verboden en de tijd van de schuilkerken breekt voor hen aan.

Reliekschrijn

In 1672, in de geschiedenis bekend als het ‘Rampjaar’, bezetten troepen van de bisschoppen van Münster en Keulen ondermeer Zwolle. Deze bezetting zal twee jaren duren. In de middeleeuwen (tot 1559) viel ons land kerkelijk bijna in zijn geheel onder het bisdom Utrecht dat op zijn beurt weer deel uitmaakte van het aartsbisdom Keulen. Er bestonden dus oude historische banden met deze streek. De Keulse keurvorst en kardinaal-aartsbisschop Maximiliaan Hendrik Ernst van Beieren liet Arnold Waeyer (1606-1692), die in de schuilkerkentijd priester was van de statie aan de Spiegelsteeg en de kloosterkroniek goed kende, de plek aanwijzen op Bergklooster, waar Thomas van Kempen begraven was. Aanvankelijk had de Keulse bisschop de bedoeling de stoffelijke resten van Thomas als relikwieën naar zijn Keulse residentie mee te nemen, omdat hij vreesde dat Thomas’ grafplaats in de Calvinistische republiek niet veilig was. Zover is het niet gekomen en nog altijd rust Thomas’ gebeente (maar beslist niet alles!) in een reliekkist uit 1674 met het opschrift: Reliquiae pii Thomae a Kempis (de relieken van de vrome Thomas van Kempen). Ondanks een poging in 1676 van Maximiliaan van Beieren om het gebeente van Thomas te verwerven, ziet Waeyer er op toe dat dit niet gebeurt. Ook de prior van het klooster van reguliere koorheren Groenendaal bij Brussel, Herman Soly, doet een tweetal pogingen de relieken van Thomas in bezit te krijgen. Het is Waeyers verdienste deze voor Zwolle behouden bleven. Helaas gingen zijn opvolgers er wat lichtzinniger mee om.

Wedstrijd

Na de samenvoeging van de schuilkerken aan de ‘Spiegelsteeg’ en ‘Onder de Bogen’ in 1809 wordt de reliekschrijn opgesteld in de laatst genoemde statie. Later in 1855 komt hieruit de Sint-Michaëlparochie voort. Na diverse bouwactiviteiten komt de schrijn terecht in de neogotische Michaëlkerk aan de Roggenstraat/Nieuwstraat, die in 1892 gereed kwam. Om Thomas’ nalatenschap te eren wordt in 1894 een prijsvraag uitgeschreven voor het ontwerpen van een Thomas a Kempismonument, waarin de reliekschrijn een waardige plek moet krijgen. In de jury hebben onder anderen zitting Herman J.A.M. Schaepman, de bekende priester-staatsman en de befaamde architect Pierre Cuypers uit Roermond. Intussen ontvangt de voorbereidingscommissie giften van koningin Emma, regentes, en van paus Leo XIII, maar ook van vele vooraanstaande personen uit diverse Europese landen en uit de Verenigde Staten om het gedenkteken te kunnen bekostigen.

Van de 18 inzendingen, alle anoniem en van een bepaald motto voorzien, worden de twee bekroonde ontwerpen door de jury bekend gemaakt. Het uitverkoren ontwerp blijkt te zijn ingestuurd door het bekende kerkelijke kunstatelier van Friedrich Wilhelm Mengelberg uit Utrecht. Dit monument wordt dan ook in natuursteen uitgevoerd en op 10 november 1897 plechtig onthuld door de aartsbisschop van Utrecht, Henricus van de Wetering. De glazen binnenkist van de schrijn wordt door de bisschop verzegeld en ook de bijbehorende oorkonde van zijn zegel voorzien. Daarna wordt de kist onder in het gedachtenismonument geplaatst. Daar blijft het staan tot het jaar 1965, toen door de sloop van kerk dit acht meter hoge gedenkteken definitief verloren ging.

Het ontwerp dat de tweede prijs kreeg, maar nooit werd uitgevoerd in kalksteen of marmer, was een ontwerp van de Leuvense kunstenaar Benoit van Uytvanck en zijn compagnon Camille Goffaerts. Het schaalmodel vervaardigd van hout en gips bevindt zich tegenwoordig in het trefcentrum van de Michaëlkerk aan de bisschop Willebrandlaan.

Thomas en de actualiteit

Door de tijden heen is de herinnering aan Thomas van Kempen blijven bestaan, al waren er perioden, waarin de belangstelling voor hem en de vernieuwingsbeweging, de Moderne Devotie, waar hij voor stond, verflauwde. Het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw laten een opleving zien. De eerder genoemde prijsvraag gaf dat al aan. Rond 1904 wordt er een beeld aan de buitengevel van het Dominicanenklooster geplaatst; geen beeld van Thomas van Aquino, maar van Thomas van Kempen! Op 11 juni 1919 spreekt pater G.A. Meijer, historicus en subprior van het Dominicanenklooster, op de Agnietenberg een rede uit ter gelegenheid van de plaatsing van een grote Thomas a Kempisgedenksteen. Het is de befaamde architect Pierre Cuypers, die het ontwerp maakte in opdracht van de Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis (VORG). Thans staat de steen samen met een tweetalig informatiepaneel over het klooster Sint-Agnietenberg bij de ingang van de begraafplaats Bergklooster, vlakbij de plaats, waar eens de kloosterkerk stond. In het laatste kwart van de 20ste eeuw ontstaat tegen de geest van de tijd in een hernieuwde belangstelling voor de Moderne Devotie en daarmee ook voor de persoon van Thomas van Kempen. Talrijke publicaties in boek- of artikelvorm wijzen daarop.

Afkeer van en belangstelling voor Thomas

In het nog niet zo verre verleden, in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw, was de belangstelling voor Thomas a Kempis afgenomen. Vooral het progressieve deel van de kerkgemeenschap kritiseerde Thomas’ geschriften sterk, stelde zich op het standpunt dat Thomas van Kempen ons niets meer te zeggen had en associeerde hem met het beeld van de oude en behoudende kerk. Daarbij kwam dat toen in het algemeen de belangstelling voor geschiedenis en traditie in een kwade reuk stond. Sterker nog, er heerste hier en daar zelfs een revolutionaire geest, die streefde naar een nieuwe maatschappelijke en bestuurlijke orde, die met dit verleden wilde afrekenen. Zo werd ook de neogotiek als bouwstijl en als uiting van kerkelijke kunst in die jaren maar al te zeer met behoudzucht van een triomfalistische kerk in verband gebracht. Het was ook de tijd, waarin mystiek en spiritualiteit het moesten afleggen tegen rationaliteit en maatschappelijk engagement. Nu wint meer de gedachte veld dat deze aandachtsvelden elkaar aanvullen in plaats van uitsluiten.

In Zwolle stond door een bijzondere samenloop van gebeurtenissen het jaar 2001 in het teken van Thomas van Kempen. Aan het begin van dat jaar vond er een fusie plaats tussen de rooms-katholieke parochies, die verder gingen onder de koepelnaam Parochie Thomas a Kempis. De Zwolse beeldhouwer Tom Waterreus kreeg de opdracht een nieuw beeld van Thomas a Kempis te vervaardigen ter vervanging van het oude verweerde beeld uit 1904 in verband met het eeuwfeest van Dominicanenkerk en -klooster in het jaar 2002. Een andere kunstenaar kreeg van de gemeente Zwolle de opdracht, gebaseerd op en geïnspireerd door de nagelaten werken van Thomas een werkstuk te maken voor de Thomas a Kempiszaal in het oude stadhuis. De componist en oud-directeur van het Conservatorium Zwolle, Jacques Reuland, liet zich onder meer inspireren door het geestelijk erfgoed van Thomas en componeerde een klein oratorium onder de titel Thomas a Kempis, in Monte Sanctae Agnetis. In het najaar van 2001 maakte de KRO-televisie een programma over Thomas a Kempis in de reeks Mystici van Hadewijch tot Hillesum. Bij Ten Have/Agora verscheen de vierde uitgave van de Navolging van Christus in de vertaling van Gerard Wijdeweld met een voorwoord van dr. A.H.C. van Eijk, voorzitter van de Raad van Kerken in Nederland. En ten slotte vond er een jaar later een tentoonstelling plaats in het Stedelijk Museum Zwolle met portretten van Thomas a Kempis in samenwerking met het Städtische Kramermuseum in Kempen.

Ton Hendrikman

Zwolle, januari 2004

 

Literatuur

– Thomas a Kempis, De navolging van Christus (vert. Gerard Wijdeveld), Kampen/Kapellen, 1995.

 

– Thomas van Kempen, Een klooster ontsloten. De kroniek van Sint-Agnietenberg bij Zwolle in vertaling en met commentaar [vert.Udo de Kruijf] (Kampen, 2000).

 

– P.H.T. Braam, Levensschets van Thomas a Kempis (Zwolle 1881).

 

– Bijdragen over Thomas a Kempis en de Moderne Devotie, Archief- en Bibliotheekwezen in België (Brussel/Zwolle, 1971).

 

– Rudolf van Dijk, De Moderne Devotie. Haar invloed in de negentiende en twintigste eeuw (Overijsselse Historische Bijdragen 117e stuk) (Zwolle, 2002)

 

– Paul van Geest, Thomas a Kempis (1379/1380-1471). Een studie van zijn mens- en godsbeeld (Kampen, 1996).

 

– Ton Hendrikman,

Rudolf van Dijk, Zwolle in het voetspoor van de Moderne Devotie – stadswandeling en fietsroutes (Kampen, 1998)

 

– J.H. Mooren, Nachrichten über Thomas a Kempis nebst einem Anhange von meistens noch ungedruckten Urkunden (Arnheim/Krefeld, 1855)

 

– W.G.A.J. Röring, Thomas a Kempis zijne voorgangers en zijne tijdgenooten (Utrecht, 1902)

 

– Th. J. de Vries, Gedenkboek van de Sint-Michaël-Parochie te Zwolle eertijds Statie ‘Onder den Bogen’ bij haar 300-jarig bestaan. 1641-1941 (Zwolle, 1941)